Wat zijn voedingsstoffen? En wat zijn voedingsmiddelen? In dit artikel leg ik uit wat voedingsmiddelen zijn. Ook leg ik je uit wat de kenmerken en functies van voedingsstoffen en vezels zijn.
Voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen en een voedingsmiddel is alles wat je eet of drinkt. Er zijn zes groepen voedingsstoffen: koolhydraten, eiwitten, vetten, water, mineralen en vitamines. Een appel is een voedingsmiddel, de fructose daarin is een voedingsstof.
Voedingsstoffen kunnen bouwstoffen, brandstoffen of reservestoffen zijn. Voedingsvezels zijn stoffen uit plantaardige voedingsmiddelen. De mens kan ze niet verteren, daar hebben we de enzymen niet voor. Vezels bevorderen de darmwerking. De schil van een appel is vezelrijk.
Eiwitten oftewel proteïnen zijn typische bouwstoffen. Ze zijn ook nodig bij het transport van stoffen, bij celcommunicatie en als enzym bij chemische reacties. Als je een eiwitrijk voedingspatroon hebt en teveel eiwitten opneemt, worden deze niet opgeslagen maar worden de aminozuren als brandstof verbruikt. Je hebt essentiële en niet-essentiële eiwitten. Essentiële eiwitten moeten in het voedsel aanwezig zijn, omdat het lichaam ze niet zelf kan vormen. Niet-essentiële eiwitten kunnen worden gevormd uit essentiële eiwitten. Hetzelfde geldt voor essentiële en niet-essentiële aminozuren.
Koolhydraten, ook wel suikers genoemd, zijn vooral brandstoffen maar worden ook als bouwstof gebruikt in bijvoorbeeld DNA en celmembranen. Uit koolhydraten wordt glucose gevormd, wat wordt gebruikt bij de verbranding in de mitochondriën. Hieruit wordt, met behulp van zuurstof, energie vrijgemaakt in de vorm van ATP. Als je teveel opneemt aan koolhydraten, worden deze omgezet in glycogeen of in vet. Glycogeen wordt vervolgens in de lever of in je spieren opgeslagen. Vet wordt onder de huid opgeslagen.
Vetten oftewel lipiden, zijn vooral brandstoffen maar ook bouwstoffen. Denk maar aan het celmembraan dat uit fosfolipiden bestaat. Als je teveel vetten eet, wordt dit opgeslagen onder de huid en rondom organen. Dat kan leiden tot gewichtstoename. Ook bij vetzuren onderscheiden we essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen. Essentiële vetzuren moeten in het voedsel aanwezig zijn. Niet-essentiële vetzuren kunnen in het lichaam worden gemaakt uit essentiële vetzuren.
We kunnen vetzuren ook op een andere manier indelen: in verzadigde en onverzadigde vetzuren. Verzadigde vetzuren zijn vooral aanwezig in dierlijke vetten en verhogen het risico op cholesterol-afzetting tegen de wand van bloedvaten. Ze worden verzadigde vetzuren genoemd omdat ze geen dubbele bindingen hebben. In tegenstelling tot onverzadigde vetzuren, die wel dubbele bindingen hebben. Onverzadigde vetzuren zijn vooral aanwezig in plantaardige vetten en verlagen het risico op cholesterol-afzetting. Vandaar dat we deze gezonde vetzuren noemen.
Daarnaast hebben we water, mineralen en vitaminen. Dit zijn alle drie bouwstoffen. Water wordt daarnaast ook gebruikt als oplosmiddel en transportmiddel en bepaalt de osmotische waarde. Mineralen en vitaminen zijn allebei belangrijk voor de werking van andere stoffen, zoals hormonen en enzymen. Vitamine D is belangrijk voor de opbouw en sterkte van botten en tanden. Vitamine D wordt aangemaakt in de huid onder invloed van zonlicht. Vitamine C is de bekendste vitamine en zit in fruit maar ook in aardappelen. Het is nodig voor de vorming van bindweefsel, de opname van ijzer en het in stand houden van de weerstand.